Corine Voermans is leerkracht van Ons sbo en sinds kort ook collegiaal consultant binnen het samenwerkingsverband, met name voor de begeleiding en verwijzing van kinderen met specifieke ondersteuningsbehoeften. Waar Corine met name door gedreven wordt is om kinderen tot leren uit te dagen. Niet alleen te leren lezen, maar juist ook om ’t leuk te gaan vinden om te leren lezen. ‘Wat ik dus altijd probeer is om kinderen een boek uit de kast te laten pakken en te bekijken, hen te betrekken bij het lezen. Ik probeer altijd in kwaliteiten van de kinderen te denken als uitgangspunt om kinderen verder te helpen. Als kinderen in hun kracht staan, zijn ze veel meer gemotiveerd om te leren.’

Waar word je blij van in je werk?

Ik probeer altijd op de eerste dag na de vakantie er achter te komen wat kinderen leuk vinden. Dat zijn bouwstenen om kinderen verder te brengen in hun ontwikkeling. Als we gaan rekenen, begin ik ook niet eerst met een werkboekje, maar laat ik ze dat eerst ervaren met hun eigen lichaam door gebaren en te bewegen. Dat hebben onze kinderen nodig. Ik ga blij naar huis als de kinderen blij naar huis gaan.

Wat betekent pedagogisch klimaat voor jou?

Voor mij is dat de ruimte voor kinderen om te mogen zeggen wat ze willen zeggen, dat daarnaar geluisterd wordt en dat we samen naar oplossingen gaan zoeken. Veel van onze kinderen moeten daarbij geholpen worden. Ook dat ze leren om aandachtig naar een ander te luisteren en rekening te houden met elkaar. In het begin zijn we dan ook veel met regels bezig, zodat ze weten waar ze aan toe zijn. Als kinderen zich wat minder gemakkelijk kunnen uiten, zijn ze geneigd om dat fysiek te compenseren. Ik zeg dan altijd, je handen hou je bij jezelf. Ik kom je helpen. We helpen kinderen om andere oplossingen te vinden als ze het even niet meer weten. We steken er veel energie in om met elkaar een groep te vormen en dat blijven we het hele jaar doen. Het helpt als kinderen van elkaar weten wat hun interesses zijn en waar iedereen goed in is.

Hoe komen kinderen hier binnen?

Kinderen zijn soms vastgelopen op een basisschool, zodanig dat ze niet graag meer school toe willen. Ze ervaren dat ze iets minder goed kunnen dan andere kinderen, waardoor ze onzeker zijn. Een kind moet dus eerst emotioneel vrij zijn om tot leren te komen. Daar besteden we hier veel aandacht aan. Zo was er een jongetje die niet wilde eten. Daarop zei ik hem dat hij zijn broodtrommel dicht mocht laten. Je krijgt vanzelf een keer honger. Zo vermeed ik discussie en voelde hij de ruimte om een andere keuze te maken. Ieder kind heeft zo zijn eigen sleutels die je moet leren ontdekken.

Hoe zorg je voor een consistent schoolklimaat?

We overleggen binnen het team geregeld over nieuwe leerlingen, zeker als er een kind met een hele duidelijke hulpvraag binnenkomt waarover we allemaal iets moeten weten. Dan delen we hoe we het beste met dat kind kunnen omgaan. Wat goed werkt in de groep, proberen we door te zetten voor de hele school. Ik sta bijvoorbeeld bij de deur om iedereen een hand te geven en nu doen mijn collega’s dat allemaal. Wat ook helpt is dat we op school duidelijke kaders hanteren. We houden alles netjes schoon, we zijn aardig en behulpzaam en we houden ons aan regels en afspraken. Hier kunnen we in principe alles aan ophangen. Als ik even mag stilstaan bij de tweede: met de kinderen spelen we geregeld situaties na zoals het buitenspelen. Doe eens voor zoals het zojuist ging bij jullie? En hoe zou je dat anders kunnen doen? Daardoor worden kinderen bewuster van hun gedrag. Naast de reguliere teambijeenkomsten hebben we onze zorgteams, waarin we kinderen bespreken die specifieke aandacht vragen, de stipkinderen. Waar moet je op letten bij bepaald gedrag?

Wat zouden andere INOS scholen van jullie kunnen leren?

Ik denk dat wij ons vanzelfsprekend verdiepen in kinderen aan beide zijden van het ontwikkelingsspectrum. Daar heb je in een grote gemêleerde groep met veel verschillende niveaus gewoon minder tijd voor. Het is geen onwil maar een logisch gevolg van de manier waarop het onderwijs is georganiseerd en de eisen die worden gesteld. Feit is dat wij op Ons sbo achter het gedrag van kinderen kunnen kijken naar dieperliggende oorzaken.

Wanneer zijn grenzen bereikt?

Grenzen zijn bereikt als er sprake is van volhardend zelfgekozen gedrag. Niet dat het een kind overkomt maar ervoor kiest om het gedrag te blijven tonen. Je kunt als leerkracht dan kinderen aanspreken op het gedrag en er een maatregel tegenover stellen. Dat komt gelukkig niet zo vaak voor. Voor de kinderen die het als het ware meer overkomt, gaat het erom hen te helpen dat gedrag vóór te zijn. Hoe kun je een volgende keer misschien eerst naar de juf toekomen in plaats van meteen boos te worden? Ieder kind heeft hierin weer zijn eigen behoeften en eigenheid waar je op af moet stemmen.

Welke veranderingen zie jij qua pedagogisch klimaat voor de toekomst?

Ik denk dat we kinderen steeds meer zelf gaan laten meedenken. Dat kan zeker goed met midden- en bovenbouw kinderen. Je kunt bijvoorbeeld vragen: hoe kunnen we onze groep gezelliger maken? Wat kunnen we daarvoor doen, wat kun je dan veranderen voor jezelf en hoe kunnen we samen veranderen? Nog meer meedenken en samen tot oplossingen komen. We willen met klassengesprekken in de bovenbouw starten, waarin kinderen mede vorm geven aan het onderwijs. Daarmee koppelen we de persoonlijke verantwoordelijkheid aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor welbevinden en leren.

Recommended Posts